De ziekte COPD longaandoeningen nu derde doodsoorzaak in Europa

Artikel 9 van 45

Eerder opsporen COPD bij ‘gezonde’ mensen haalbaar

Als COPD eerder kan worden opgespoord bij gezonde mensen, is dit beter voor de behandeling en zou mogelijk tot lagere directe zorgkosten kunnen leiden.
 

COPD is een sluipende ziekte; je voelt er niets van totdat een deel van de longfunctie is weggevallen.
 

De ziekte COPD dreigt in 2020 derde doodsoorzaak in Europa te worden.
 

Politiek en beleidsmakers kunnen met financiële ondersteuning ervoor zorgen dat huisartsen COPD patiënten eerder kunnen opsporen.
 

Dit concludeert Jos Dirven in zijn proefschrift ‘Early detection of COPD in general practice’ dat is gebaseerd op het ontwikkelen van strategieën om COPD vroegtijdig in huisartsenpraktijken op te sporen.
 

Ongeveer de helft van mensen met COPD weet niet dat zij deze ziekte hebben.
Hun diagnose COPD is niet bekend bij de huisarts, wordt te laat gesteld of is incorrect.

 

Dit komt omdat patiënten de ernst van lichte luchtwegklachten onderschatten; ze wennen aan de klachten en hebben geleerd te leven met de beperkingen.
 

Rokers en mensen in achterstandswijken die vaker werken in een stoffige omgeving of met een ongezondere levensstijl zijn gevoeliger voor longproblemen en hebben meer kans op COPD.
 

Jos Dirven: “Mijn proefschrift is gebaseerd op het ontwikkelen van de meest efficiënte strategie om COPD vroegtijdig in huisartsenpraktijken op te sporen.
 

Daarom ben ik actief op zoek gegaan naar COPD bij “gezonde” mensen.

Circa 10.000 mensen tussen de 40 en 70 jaar, hebben een vragenlijstje (8 vragen) per post ontvangen.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat circa twee derde van deze “gezonde” personen wél klachten aangaf, terwijl ze nooit een dokter hiervoor geraadpleegd hadden.

 

Deze groep blijkt na een longfunctieonderzoek (spirometrie) vaak COPD te hebben.
Dit is vooral zorgwekkend want COPD dreigt de derde doodsoorzaak in 2020 in Europa te worden.

 

Ik doe een beroep op de politiek en beleidsmakers voor financiële ondersteuning van de infrastructuur, zodat huisartsen COPD patiënten eerder kunnen opsporen.
 

” De vragenlijst, die onderdeel uitmaakt van het opsporingsprogramma dat Dirven beschrijft in zijn proefschrift is in het kader van eerder onderzoek opgesteld door prof.dr. Onno v. Schayck.
 

Met dit instrument kan “hoog risico op COPD” worden opgespoord.
 

Nieuw gevonden patiënten ontvangen vaak meteen een pufje en komen ook in aanmerking voor vervolgcontroles.
Zo kunnen mogelijk longaanvallen voorkómen worden, verbetert de longfunctie en waarschijnlijk ook de kwaliteit van leven.

 

Uit het onderzoek blijkt dat door actieve hulp van de huisarts er veel personen de vragenlijsten invullen en veel nieuwe COPD diagnosen worden gesteld.
Uit ander onderzoek zijn er aanwijzingen dat het aantal longaanvallen afneemt bij bekende COPD patiënten die behandeld worden.

 

Daardoor waren de directe zorgkosten bij de groep bekende COPD patiënten uiteindelijk lager dan bij de groep met onontdekt COPD.
Vervolgonderzoek moet uitwijzen in hoeverre vroege opsporing van COPD daadwerkelijk leidt tot lagere directe zorgkosten.

 

Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door het Longfonds en het Nederlands Huisartsgenootschap.

Bron:
De heer J.A.M. Dirven promoveert 29 april a.s. aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht. Voor meer informatie over de inhoud van dit persbericht kunt u terecht bij Jos Dirven

 

DERTIG PRAKTIJKEN In 2012 bezocht Dirven in het kader van zijn promotie-onderzoek dertig huisartsenpraktijken in  Nederland.
 

Hierbij werd onderzocht hoe we COPD-patiënten beter kunnen opsporen.
Met de nieuwe methode bleken er tweemaal zoveel COPD-patiënten opgespoord te worden.

 

,,Het bleek dat 80% van de COPD-patiënten rookt en ook dat er meer COPD voorkomt in achterstandswijken" aldus Dirven.,,Het is toch te gek voor woorden dat wereldwijd de helft van de COPD-patiënten niet weet dat ze het hebben.
 

Terwijl het sluipenderwijs in ergere aandoeningen kan overgaan.
In mijn studietijd sprak het mij al erg aan om meer onderzoek naar longziekten te doen. In 2004 heb ik in mijn eigen huisartspraktijk al een onderzoek gedaan naar de vraag waarom mensen met COPD-klachten niet of minder vaak langskomen.

 

En ze lopen ook niet binnen op het laagdrempelige inloopspreekuur, omdat ze hun klachten niet als ernstig ervaren.
 

Mensen zijn zich niet bewust van het gevaar dat COPD op kan leveren.

De ziekte kan in een later stadium namelijk gepaard gaan met osteoporose, hart- en vaatziekten, bronchitis of depressie" licht hij toe. 

 

UIT HET NIETS Het moment waarop een patiënt zich pas realiseert dat hij of zij COPD heeft, is vaak wanneer men met een longontsteking in het ziekenhuis belandt, vertelt Dirven. ,,Die longontsteking lijkt dan uit het niets te komen voor een patiënt.
 

Het is bekend dat onontdekte COPD de maatschappij meer geld kost dan bekende COPD patienten, vanwege meer ziekenhuisopnames. Bij mensen met een bekende COPD diagnose kunnen complicaties op tijd onderkend en behandeld worden".
 

Het advies van Dirven aan andere huisartsen is om eenmalig, alle mensen van 40-70 jaar een  vragenlijst over COPD klachten te laten invullen.
Eventueel nog met een herinneringstelefoontje wanneer de lijsten niet op tijd terugkomen.

 

Wanneer uit de antwoorden blijkt dat er een verdenking van COPD is, volgt een blaastest. Meer dan een derde van de mensen die een blaastest doet, blijkt daadwerkelijk COPD te hebben.

 

ONDERSCHAT 
Gevraagd naar de reden waarom mensen COPD onderschatten, is het antwoord van Dirven:

 

,,Rokers krijgen regelmatig commentaar vanuit de omgeving dat het slecht voor je is.
Ze weten zelf heus wel dat het slecht is, maar stoppen is niet altijd zo eenvoudig als het lijkt.

 

Wij doen er als huisartsen samen met de longverpleegkundige in deze praktijk alles aan om het schuldgevoel niet te vergroten. Deze aanpak blijkt te werken.
 

Zelf geef ik ook accupunctuur om mensen te helpen met het stoppen met roken.
 

Uit ons onderzoek blijkt dat een derde van de COPD-patiënten gemotiveerd is om te stoppen. Huisartsenpraktijken zijn de aangewezen instanties om hier een grote positieve rol in spelen".

 

COPD derde doodsoorzaak in 2020

Margo Peinemann

 

Chronische benauwdheid, overmatige slijmproductie, droge hoest – het zijn allemaal symptomen van COPD.
 

Uiteindelijk ontstaat bij de patiënt een toenemend energietekort, waardoor zelfs een stukje lopen of het zich aankleden niet meer vanzelfsprekend is. Ook ondervoeding komt regelmatig voor. Maar wat kunnen we eraan doen?

 

In Nederland sterven meer mensen aan COPD dan gemiddeld in Europa.
Gelukkig ziet men steeds meer in dat voedingstherapie kan bijdragen aan een betere conditie. Het beloop kan worden vertraagd en de kwaliteit van leven kan omhoog.

Niet één ziektebeeld

Het begrip Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) kenmerkt niet één ziektebeeld, maar een aantal op elkaar lijkende ziekten, die als gezamenlijk symptoom obstructie van het ademhalingsapparaat vertonen. In de meeste landen (onder andere de VS en Duitsland) vallen de volgende aandoeningen onder de noemer COPD:

  • Chronische obstructieve bronchitis
  • Longemfyseem
  • Chronische bronchitis met een astmatische component (astma bronchiale)

Derde doodsoorzaak in 2020

COPD zal in het jaar 2020 in de geïndustrialiseerde landen waarschijnlijk de derde doodsoorzaak zijn, na hart- en vaatziekten en kanker. Er zijn weinig ziektebeelden waarbij het aantal patiënten zo dramatisch toeneemt. In Nederland sterven meer mensen aan COPD, inclusief astma, dan gemiddeld in Europa. Zie de afbeelding hieronder.


Epidemiologie van sterftecijfers in Europa, bron: RIVM


Opvallend is dat binnen Europa in Griekenland en Zweden de minste mensen sterven aan COPD en astma.
Deze twee landen verschillen enorm qua geografische ligging, sociaaleconomische status en industrialisatie.

 

Ierland en Denemarken zijn landen, waar gemiddeld 5 keer meer mensen sterven aan COPD en astma dan in de landen met de laagste cijfers.
Eén tendens is in alle landen van Europa zichtbaar: er sterven gemiddeld twee keer zoveel mannen als vrouwen aan deze ziektebeelden.

Hoe ziet de situatie eruit in Nederland?

Gegevens uit het jaar 2011 laten zien dat in Nederland ongeveer 427.000 mensen aan astma lijden. Ongeveer 360.000 mensen lijden aan COPD. 

 

Mannen: 189.700

Vrouwen: 172.100

(bron: RIVM)

 

COPD komt voornamelijk voor bij mensen van 55 jaar en ouder en het aantal neemt toe met de leeftijd.
In 2011 overleden er 6.353 personen aan COPD. Cijfers uit de jaren 1983 tot 1994 laten zien dat het aantal mannelijke patiënten met COPD vrijwel constant blijft, terwijl het aantal vrouwelijke patiënten en ook het aantal vrouwelijke sterfgevallen flink is gestegen.

 

Aangezien factoren als luchtverontreiniging (uitlaatgassen van fabrieken en/of dieselmotoren) voor beide categorieën gelijk is gebleven, pleiten deze cijfers voor de factor ‘roken’: in vergelijking zijn meer vrouwen van boven de 45 jaar gaan roken.
 

Er wordt dan ook verwacht dat het aantal vrouwelijke patiënten de komende jaren nog flink zal stijgen. 
 

Ondanks gelijkblijvende cijfers voor mannen, verwacht men voor de periode tussen 2000 en 2020 een toename van de patiëntencijfers.
Bij obstructieve bronchitis betreft dit een stijging van ongeveer 39,7%, bij astma 6,7%. Het totale cijfer van COPD zal daardoor toenemen met ongeveer 19,7%.


 
Chronische klachten aan luchtwegen per regio. 

 

Regionale verschillen in de sterfte van COPD.

De behandeling

De orthomoleculaire behandeling van COPD bestaat allereerst uit het doorbreken van de vicieuze cirkel ontsteking – slijmvorming – bronchoconstrictie – ontsteking.
 

Verantwoordelijk hiervoor zijn de zogenaamde leukotriënen: lipiden met een hormoonachtige functie die een rol spelen bij allergieën. Remming van de productie van leukotriënen staat dus voorop. 
 

Regulier worden leukotriënen geremd door gebruik te maken van corticosteroïden.
Deze groep farmaca remmen de werking van fosfolipase A2, het enzym dat arachidonzuur uit de celmembraan vrijmaakt en waaruit uiteindelijk leukotriënen voortkomen. Arachidonzuur hoort slechts in zeer geringe mate in ons lichaam uit linolzuur geproduceerd te worden.

De dagelijkse productie omvat ca. 0,1 mg. 

 

Voedingsmiddelen met overmatig veel arachidonzuur
(gemiddelde waarden per 100 gram)
Varkensvet1700 mg
Eigeel290 mg
Vlees40-120 mg
Worstsoorten230 mg
Kaassoorten35 mg

 

Niet alleen het eten van vlees zorgt voor een toename van arachidonzuur.
De hoeveelheid is ook afhankelijk van de hoeveelheid die ons lichaam produceert.

 

Vanuit linolzuur kan ons lichaam ook arachidonzuur produceren.
Dit hangt af van de hoeveelheid linolzuurinname met de voeding.
Vooral door het ontbreken van de  cofactoren, die nodig zijn om linolzuur in de serie 1 prostaglandines te vormen, geeft problemen.

 

Linolzuur wordt dan niet prostaglandine 1 maar wordt arachidonzuur (zie onderstaande afbeelding). Vooral vitamine B3 en vitamine C, maar ook een tekort aan omega-3-vetzuren zorgt er voor dat linolzuur dus arachidonzuur wordt. 
 

De biosynthese van weefselhormonen uit linolzuur
 

Een voedingspatroon, gericht op vermindering van de opname en/of productie van arachidonzuur zal dan ook op de volgende pijlers moeten steunen:

  • Geringe toevoer van omega-6-vetzuren (linolzuur en arachidonzuur)
  • Ruime suppletie met de vitamines B3 en vitamine C.

Concreet betekent dit:
nauwelijks of géén consumptie van producten van fokvee, geen plantaardige oliën en margarines (en de daarmee toebereide levensmiddelen, zoals bakwaren), weinig of geen pinda’s en/of cashewnoten.

 

Naast de aangegeven dieetmaatregelen zal het – bij welke vorm van allergie dan ook – steeds nodig zijn de ‘first-line defence’ te repareren. Een allereerste vereiste daartoe is de toevoer van probiotica, al naar gelang het totale beeld.
 

Een symbiotische darmflora zal voldoende korteketenvetzuren uit vezelstoffen produceren, welke nodig zijn om de epitheellaag te stabiliseren.

 

Ook histamine uit de mestcellen heeft, vooral wat de productie van slijm aangaat, veel uitwerking op het totale beeld. Tal van publicaties (Bekier, Brunner, Burney, etc) beklemtonen de noodzaak, hier regulerend in te grijpen met behulp van voedingsstoffen.

 

Het blijkt, dat de hoeveelheid antihistaminica, die veelal gebruikt worden bij dit ziektebeeld, drastisch gereduceerd kan worden als de volgende regels in acht worden genomen:

  • Beperken van natriumgebruik (keukenzout)
  • Niacine en magnesium toedienen om de productie van histamine te remmen
  • Magnesium toedienen om de longfunctie te verbeteren

Samenvatting

De komende jaren zullen we allemaal in de praktijk steeds meer patiënten gaan zien met COPD-klachten: een verzameling van aandoeningen aan de luchtwegen die meestal gepaard gaan met ontstekingsreacties. Onze therapie zal dan ook vooral de ontstekingsreactie moeten verhelpen en ervoor zorgen dat deze zo min mogelijk kan optreden.
 

Het therapieplan bij COPD is vooral gericht op:

  • Lifestyle verandering: voeding, beweging en suppletie
  • Herstel en ondersteuning van het Common Mucosal Immune System
  • Ontstekingsremmende therapie
  •  
  • Door bovenstaande onderdelen goed aan te pakken zullen zeer veel COPD-patiënten een enorme verbetering waarnemen, zodat ze zeker weer een vrijer leven kunnen leiden.

Literatuurlijst

  1. Agacdiken A, Basyigit I, Ozden M, Yildiz F, Ural D, Maral H, Boyaci H, Ilgazli A, Komsuoglu B. The effects of antioxidants on exercise-induced lipid peroxidation in patients with COPD Respirology. 2004 Mar;9(1):38-4
  2. Ariga M, Neitzert B, Nakae S, Mottin G, Bertrand C, Pruniaux MP, Jin SL, Conti M Nonredundant function of phosphodiesterases 4D and 4B in neutrophil recruitment to the site of inflammation J Immunol. 2004 Dec 15;173(12):7531-8
  3. Barnes PJ Mediators of chronic obstructive pulmonary disease Pharmacol Rev. 2004 Dec;56(4):515-48
  4. Bekier E, et a,., Antihistaminic action of nicotinamide, Agents Action, 4 (3), 196, 1974
  5. Brunner EH, et al., Effect of parenteral magnesium on pulmonary function, cAMP and histamine, J Asthma, 22, 3-11, 1985
  6. Burney PG et al., The effect of changing dietary sodium on the bronchial response to histamine, Thorax, 44, 1, 36-41, 1989
  7. Calikoglu M, Unlu A, Tamer L, Ercan B, Bugdayci R, Atik U. The levels of serum vitamin C, malonyldialdehyde and erythrocyte reduced glutathione in chronic obstructive pulmonary disease and in healthy smokers Clin Chem Lab Med. 2002 Oct;40(10):1028-31
  8. Couillard A, Koechlin C, Cristol JP, Varray A, Prefaut C. Evidence of local exercise-induced systemic oxidative stress in chronic obstructive pulmonary disease patients Eur Respir J. 2002 Nov;20(5):1123-9.
  9. Daga MK, Chhabra R, Sharma B, Mishra TK. Effects of exogenous vitamin E supplementation on the levels of oxidants and antioxidants in chronic obstructive pulmonary disease J Biosci. 2003 Feb;28(1):7-11.
  10. Dam, van AC, L. Pruimboom Entzündliche Krankheitsbilder, in: Van den Berg, F. Schmerz verstehen und beeinflussen, Bd IV Angewandte Physiologie, Thieme Verlag, 2003
  11. Denny SI, Thompson RL, Margetts BM. Dietary factors in the pathogenesis of asthma and chronic obstructive pulmonary disease Curr Allergy Asthma Rep. 2003 Mar;3(2):130-6.
  12. Gerritsen WB, Asin J, Zanen P, van den Bosch JM, Haas FJ Markers of inflammation and oxidative stress in exacerbated chronic obstructive pulmonary disease patients Respir Med. 2005 Jan;99(1):84-90
  13. Gosens R, Zaagsma J, Grootte Bromhaar M, Nelemans A, Meurs H Acetylcholine: a novel regulator of airway smooth muscle remodelling? Eur J Pharmacol. 2004 Oct 1;500(1-3):193-201.
  14. Hodge S, Hodge G, Holmes M, Reynolds PN Increased peripheral blood T-cell apoptosis and decreased Bcl-2 in chronic obstructive pulmonary disease Immunol Cell Biol. 2005 Apr;83(2):160-6
  15. Juergens UR, Engelen T, Racke K, Stober M, Gillissen A, Vetter H Inhibitory activity of 1,8-cineol (eucalyptol) on cytokine production in cultured human lymphocytes and monocytes Pulm Pharmacol Ther. 2004;17(5):281-7
  16. Kirschvink N, Fievez L, Bougnet V, Art T, Degand G, Smith N, Marlin D, Roberts C, Harris P, Lekeux P. Effect of nutritional antioxidant supplementation on systemic and pulmonary antioxidant status, airway inflammation and lung function in heaves-affected horses Equine Vet J. 2002 Nov;34(7):705-12
  17. Kivity S The effect of caffeine on exercise-induced bronchoconstriction, Chest, 97 (5), 1083-5, 1990
  18. Lavigne MC, Thakker P, Gunn J, Wong A, Miyashiro JS, Wasserman AM, Wei SQ, Pelker JW, Kobayashi M, Eppihimer MJ. Human bronchial epithelial cells express and secrete MMP-12 Biochem Biophys Res Commun. 2004 Nov 12;324(2):534-46
  19. Li T, Molteni A, Latkovich P, Castellani W, Baybutt RC. Vitamin A depletion induced by cigarette smoke is associated with the development of emphysema in rats J Nutr. 2003 Aug;133(8):2629-34.
  20. Lipson DA Redefining treatment in COPD: new directions in bronchodilator therapy Treat Respir Med. 2004;3(3):181.
  21. McKeever TM, Lewis SA, Smit HA, Burney P, Britton JR, Cassano PA The Association of Acetaminophen, Aspirin, and Ibuprofen and Respiratory Disease and Lung Function Am J Respir Crit Care Med. 2005 Feb 25
  22. Paiva SAR, et al., Assessment of vitamin A status in chronic obstructive pulmonary disease patients and healthy smokers, Am J Clin Nutr, 64, 928-34, 1996
  23. Pauling L, How to live longer and feel better, New York, 1986
  24. Reynolds RD, et al., Depressed plasma pyridoxalphophate concentrations in adult asthmatics, Clin Nutr, 41, 684-8, 1985
  25. Romieu I, Trenga C. Diet and obstructive lung diseases Epidemiol Rev. 2001;23(2):268-87.
  26. Simon RA, et al., Sulfite-sensitive asthma, Res Instit Scripps Clin Scientif Rep, 39, 57-8, 1982/83
  27. Sun CX, Young HW, Molina JG, Volmer JB, Schnermann J, Blackburn MR A protective role for the A1 adenosine receptor in adenosine-dependent pulmonary injury J Clin Invest. 2005 Jan;115(1):35-43
  28. Schwarz J, et al., Duietary factors and theri relation to resiratory symptoms, Am J Epidemiol, 132 (1), 67-76, 1990
  29. Toth S, Tkacova R, Matula P, Stubna J Nutritional depletion in relation to mortality in patients with chronic respiratory insufficiency treated with long-term oxygen therapy Wien Klin Wochenschr. 2004 Sep 30;116(17-18):617-21.
  30. Tug T, Karatas F, Terzi SM. Antioxidant vitamins (A, C and E) and malondialdehyde levels in acute exacerbation and stable periods of patients with chronic obstructive pulmonary disease Clin Invest Med. 2004 Jun;27(3):123-8.

 

 

 

 

 

 

0320

© 2015 - 2024 COPDoplossingen.nl | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel