RIVM rapport over Ionisatie , Virussen en Ultra-fijnstof

Artikel 10 van 13

Onze ervaring in al die jaren is dat ionisatie het Ultra Fijnstof, Bacterien en Virussen inactiveren en zeker belangrijk bij COPD longziekte.

RIVM Rapport in het kort Ionisatoren en gezondheid GGD’.
Ze worden in toenemende mate geconfronteerd met vragen over de effectiviteit van ioniserende luchtreinigers die meestal kortweg ionisatoren worden genoemd.

Dit informatieblad geeft een systematisch overzicht van de wetenschappelijke literatuur over gezondheidseffecten van ionisatoren in dagelijkse verblijfsruimtes (woningen, scholen, kinderopvang en kantoorruimtes).

Ionisatoren produceren een stroom van geladen deeltjes (ionenstroom) in de lucht die (fijn)stofdeeltjes in de omgeving doen neerslaan. In theorie heeft dit een gunstige invloed op de luchtkwaliteit, en daardoor mogelijk op gezondheidsklachten die met de luchtkwaliteit samenhangen, met name copd en astma.

De invloed op de luchtkwaliteit is echter beperkter in grotere ruimtes en ruimtes waar de lucht meer in beweging is (bijv. door activiteiten of ruimere ventilatie). Daarnaast genereren ionisatoren veelal ozon.

Dit kan weer leiden tot de vorming van nieuwe stoffen in de lucht waaronder aldehyden. Een tweede effect van de ionenstroom betreft een effect op het metabolisme van serotonine, een neurotransmittor in de hersenen.

Dit is aangetoond bij proefdieren, maar nog niet bij mensen.
In theorie kan verandering van de hoeveelheid serotonine in de hersenen een effect hebben op neuropsychologische symptomen van depressiviteit en leerproblemen gerelateerd aan inprenting.

Het effect op sombere stemming en depressiviteit, en aandacht en inprenting is onderzocht maar het onderzoek is onvoldoende voor conclusies.

Onderzoek naar andere gezondheidseffecten voldoet niet aan wetenschappelijke criteria zodat hierover nog geen conclusie mogelijk is.

Trefwoorden: Ionisator, astma, depressie, leerproblemen, binnenmilieu, luchtkwaliteit.

Effecten op de luchtkwaliteit
De effectiviteit van ionisatoren voor vermindering van het aantal stofdeeltjes is afhankelijk van een groot aantal factoren.
Waaronder de concentratie en aard van de deeltjes, de relatieve luchtvochtigheid, grootte en inrichting van de ruimte, de mate van ventilatie, sterkte van de ionisator en gebruik van de ruimte wat betreft het aantal personen en type activiteiten.

Ionisatoren kunnen micro-organismen en allergenen in de binnenlucht inactiveren en de hoeveelheden ervan reduceren. Ionisatoren kunnen echter ook leiden tot nadelige effecten op de luchtkwaliteit.

Enerzijds door de productie van ozon, anderzijds door de vorming van vluchtige stoffen en ultrafijne deeltjes door chemische reacties met ozon. Neurofysiologische effecten In dierexperimenteel onderzoek zijn er aanwijzingen dat negatieve ionen leiden tot een afname van de hoeveelheid serotonine in de hersenen en positieve ionen tot een toename.

In mensen is dit onvoldoende onderzocht en er is nog geen conclusie mogelijk. Gezondheidseffecten Voor astma is geen effect aangetoond van ionisatoren op symptomen, longfunctie en gebruik van medicatie.

Onderzoek naar de effectiviteit van ionisatoren op stemming en depressiviteit is nog onvoldoende voor een onderbouwde conclusie.

Er is nog geen onderzoek beschikbaar naar de effectiviteit van ionisatoren in de dagelijkse leefomgeving voor andere gezondheidseffecten, met name aandacht en inprenting.

Effecten op de luchtkwaliteit
Een ionisator produceert een stroom van elektrisch geladen deeltjes in directe omgevingslucht, vaak binnen het apparaat (1).

Deze stroom van geladen deeltjes leidt tot ionisatie van deeltjes in de omgevingslucht. Het effect van de ionenstroom op de luchtkwaliteit bestaat uit een afname van het aantal deeltjes in de lucht door depositie en door verandering van eigenschappen van deeltjes.

Geladen deeltjes in de omgevingslucht kunnen zich hechten aan oppervlakken met een tegengestelde lading (elektrostatische depositie), zoals ingebouwde filters, wanden of meubilair (1).

Verandering van elektrische eigenschappen van deeltjes kan leiden tot verandering van fysisch-chemische eigenschappen waardoor vervolgens conglomeratie van deeltjes kan optreden.

De gevormde conglomeraten kunnen op basis van de zwaartekracht neerslaan op oppervlakken (‘gravitational deposition’). Naast verwijdering van deeltjes in de binnenlucht, kan de ionenstroom eigenschappen van deeltjes veranderen, bijvoorbeeld eigenschappen van micro-organismen en allergenen (4).

Ionisatoren kunnen echter ook tot ongunstige effecten leiden op de luchtkwaliteit, voornamelijk door de vorming van ozon (5). Ozon kan de luchtwegen irriteren en kan de hoeveelheid schadelijke deeltjes in de binnenlucht vergroten (6).

Bij de beoordeling van effecten op de luchtkwaliteit speelt een groot aantal factoren een rol waaronder de aard van deeltjes in de omgevingslucht, omgevingsfactoren zoals temperatuur en luchtvochtigheid, gebruik van de ruimte en vorming van schadelijke stoffen.

Onderzoek naar de effecten van ionisatoren op de luchtkwaliteit is meestal uitgevoerd in een gecontroleerde setting met een klein aantal effectparameters.

Dit beperkt de interpretatie van de resultaten voor de dagelijkse leefomgeving. Te meer, omdat het beschikbare onderzoek niet voorziet in informatie over mogelijke interacties tussen verschillende stoffen.

Stofdeeltjes
Grinshpun et al. (2005) onderzochten de effectiviteit van vijf ionisatoren in een gecontroleerde laboratoriumsetting en vonden over een periode van 60 minuten een afname van het aantal stofdeeltjes met een diameter van 0,3-3,0 µm variërend van 30 tot 90% (7).

Het is echter de vraag of deze resultaten van toepassing zijn op gebruik van ionisatoren in leefruimtes zoals woningen, scholen, etc.
Het onderzoek van Grinshpun et al. (2005) vond plaats in kleine ruimtes met een gecontroleerde uniforme verontreiniging, zonder menselijke activiteiten en zonder uitwisseling van lucht met omringende ruimtes en buiten. In een andere testsituatie zijn tegenstrijdige resultaten verkregen. In een experimentele setting werd geen afname van fijn stof (PM2,5) gevonden (8).

Hacker et al. (2005) vonden dat de afname van stofdeeltjes afhankelijk was van de grootte van de deeltjes waarbij de verwijdering van kleine (< 1,0 µm) slechter was dan die van grotere deeltjes (> 1,0 µm) (9).

Ook de resultaten van onderzoek in de leefomgeving zijn tegenstrijdig. Nogrady et al. (1983) vonden geen verschil in stofdeeltjes (‘total dust’) in lucht van slaapkamers met en zonder een ionisator (10).

In werksituaties is daarentegen wel een afname van stofdeeltjes gevonden bij gebruik van een ionisator. Rosen et al. (1999) vonden een afname van het aantal deeltjes van 54% en 78% voor respectievelijk fijn stof (3,0-7,0 µm) en ultrafijn stof (0,3-3,0 µm) in één van de twee onderzochte kinderdagverblijven (11). In vergelijkbaar onderzoek in kantoorruimtes vonden

Richardson et al. (2001) een afname van het aantal deeltjes van 40% en 70% voor respectievelijk fijn (3,0-7,0 µm) en ultrafijn stof (0,3-3,0 µm) (12;13). Skulberg et al. (2005) vergeleken

 

Voor het hele rapport klik hier  

Bron: RIVM Ionisatie en gezondheid.

 

06-22

© 2015 - 2024 COPDoplossingen.nl | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel